Unité 16: Nederlands naar Frans

een adres =
een appartement =
een laan =
een verdieping =
een station =
een metro =
een nummer =
een plein =
een straat =
een (metro)station = (de métro)
wonen =
bezoeken =
morgen =
wat is het adres? = ?
met de metro = métro
met de auto = voiture
op straat = la rue
op de laan = l'avenue
op de eerste verdieping = premier étage
het is ver = c'est
ver van het station = la gare
dicht bij het plein = la place
tot aan het station = la station