Checkers is een bordspel dat op een bord van 8x8 velden wordt gespeeld.
Het is een variant op het internationaal damspel.
Checkers wordt met 2 maal 12 schijven gespeeld.
Er zijn veel gelijkenissen met internationaal dammen.
Toch zijn er enkele verschillen.
Lees eerst de spelregels hieronder zodat je niet voor verrassingen komt te staan.
Elke speler begint met 12 schijven op de donkere velden die zich het dichtst bij de zijde van die speler bevinden.
De rij die zich het dichtst bij elke speler bevindt, wordt de koningenrij genoemd.
De speler met de zwarte schijven begint het spel.
Er zijn twee verschillende manieren om de schijven te verplaatsen:
Eenvoudige zet: een eenvoudige beweging bestaat uit het diagonaal verplaatsen van een stuk
naar een naastgelegen onbezet donker veld.
Gewone schijven kunnen alleen diagonaal naar voren bewegen.
Gekroonde schijven of koningen kunnen in elke diagonale richting bewegen.
Springen: een sprong bestaat uit het verplaatsen van een schijf diagonaal
over een schijf van een tegenstander.
Gewone schijven kunnen alleen diagonaal vooruit springen.
Gekroonde schijven of koningen kunnen in elke diagonale richting springen.
De schijf waarover je sprong verdwijnt uit het spel.
Elke schijf, koning of gewone schijf, kan een koning verslaan.
Meerdere sprongen zijn mogelijk,
als na een sprong een andere schijf onmiddellijk in aanmerking komt om ook over te springen,
zelfs als die sprong in een andere diagonale richting is.
Als er meer dan één multi-sprong beschikbaar is, kan de speler kiezen welke richting de springende schijf uit gaat.
De gekozen reeks hoeft niet degene te zijn die het meest aantal sprongen oplevert.
Een speler moet echter alle beschikbare sprongen maken.
Springen is altijd verplicht:
als een speler de mogelijkheid heeft om te springen, moet hij dit doen,
zelfs als dit voor hem of haar nadelig uitpakt.
Als een schijf in de koningenrij van de tegenstander komt,
wordt de schijf gekroond als een koning.
Een koning kan zich slechts één veld voorwaarts of achterwaarts bewegen.
Een koning mag voorwaarts en achterwaarts slaan, maar alleen over een schijf of koning op een naastliggend veld.
Na het slaan moet een koning stoppen op het veld direct achter de schijf of koning die wordt geslagen.
Een speler wint door alle schijven van de tegenstander te vangen.
Het spel eindigt in een gelijkspel als geen van beide partijen een overwinning kan forceren.