Vul de juiste letter in. Schrijf na de zin de pv.

Waarom geloof Peter dat verhaal niet?

Karen heeft mijn fiets gebruik.

Je wordt tegen de regen bescherm.

De politie vertrouw dat zaakje niet.

Jammer dat het speelgoed verniel wordt.

Vader gebruik een nieuwe handdoek.

Ze behandel de klanten vriendelijk.

Elke beschermt haar kleine broertje.

Hij heeft op mijn woord vertrouw.

Wendy heeft nooit in sprookjes geloof.

Je hebt mij goed behandel.

De hond verniel het vloerkleed.

Zoiets gebeur elke dag.

Dora heeft een verhaal vertel.

Wanneer is dat ongeluk gebeur?