Transparante strook

Spelling persoonsvormen: tegenwoordige en verleden tijd

Om drie uur iedereen.(vertrekken t.t.)

De mensen met de trein. (reizen v.t.)

Vandaag de teamleden hun aanvoerder. (kiezen t.t.)

Een groep kinderen de kranten. (bezorgen v.t.)

Er een zwerm spreeuwen in de boom neer. (strijken t.t.)

De spreeuwen voedsel in het gras. (zoeken t.t.)

Een kudde schapen over de hei. (lopen t.t.)

Wanneer de schapen geschoren. (worden v.t.)

Een groep spelers het veld. (verlaten v.t.)

De spelers de zaal. (verlaten t.t.)

Een vloot schepen de haven. (naderen t.t.)

De boten de haven binnen. (varen t.t.)

Aan de waslijn een paar sokken. (hangen v.t.)

In de winkel de sokken afgeprijsd. (zijn v.t.)