Vul het goede woord in. Maak er eerst een meervoud van.
Kies uit: zebra, foto, pony, panda, camera, opa, baby, paraplu, piano, radio, auto, pinda, pagina, ski.
- De liggen in de wiegjes.
- De rijden op de weg.
- De lopen in de wei.
- De glijden over de sneeuw.
- De van de vakantie zijn prachtig.
- De brengen de wedstrijd in beeld.
- De beschermen tegen de regen.
- De van het boek zijn gescheurd.
- De hebben zwarte en witte toetsen.
- De hebben zwarte en witte strepen.
- De zijn zwart en wit gevlekt.
- De bezoeken hun kleinkinderen.
- De zitten nog in de dop.
- De staan de hele dag aan.