Spelling oefenen

Invuloefeningen

• Woorden met g of ch
• Woorden met p of b
• Woorden met ng, nk, ngt of nkt
• Woorden met ieuw of eeuw
• Woorden met uw
• Woorden met ooi, aai of oei
• Woorden met aaien of oeien
• Woorden met eren, elen of enen
• Woorden met ver-, ge- of be-
• Woorden met ou of au
• Woorden met ij of ei
• Woorden met d of t
• Meervouden met -s of -en
• Woorden met -air
• Woorden met -cc
• Woorden met -ch
• Woorden eindigend op -ig, -ige
• Woorden eindigend op -lijk, -elijk
• Woorden eindigend op é
• Woorden eindigend op -ee, -a, -u, -o
• samengestelde woorden
• Verkleinwoorden met je, tje of pje
• Woorden met open - gesloten lettergreep
• Korte klank a of o in een open lettergreep
• Hoofdletters 4de leerjaar
• Hoofdletters 5de leerjaar
• Hoofdletters 6de leerjaar
• Werkwoorden vervoegen 'tegenw. tijd'
• Werkwoorden vervoegen 'verleden tijd'
• Franse leenwoorden
• Engelse leenwoorden
• afkortingen

Dictee

• Dictee verenkeling of verdubbeling
• Dictee open gesloten lettergrepen
• Dictee koppelteken/trema
• Dictee afkortingen

Kruiswoordraadsels

• Kruiswoordraadsel verenk./verdubb.
• Kruiswoordraadsel Woorden met -air
• Kruiswoordraadsel Woorden met -cc
• Kruiswoordraadsel Woorden met -ch
• Kruiswoordraadsel Franse leenwoorden
• Kruiswoordraadsel Engelse leenwoorden